Pag3
Onze Keltiese roots

Het verhaal van de Keltiese kultuur, hangt samen met een bepaalde fase in de menselijke ontwikkeling, die zo'n 10 000 à 6000 jaar geleden overal synchroon op Aarde ontstond. De specifieke vorm verschilde weliswaar van continent tot continent, en van ras tot ras, maar de gezamelijke “bron” of inhoud is dezelfde: kleinschalige, half-sedentaire half-nomadiese gemeenschappen, met een erg natuurgebonden filosofie en aardse spiritualiteit. Zogenaamd “primitieve kulturen” die sindsdien weinig of niet evolueerden, of door hun ligging min of meer geïsoleerd bleven, behielden al die eeuwen diezelfde kultuur en filosofie. Onder hen de aboriginals in Australië, de Polynesiese kulturen in de Stille Oceaan, de Papoea's in Nieuw-Guinea, de autochtone bevolking van Noord-Amerika tot de 18-e eeuw, en van Zuid-Amerika tot de 19-e eeuw, de steppenvolkeren van Centraal- en Noord-Azië, de eskimo's of Inuït in het Hoge Noorden, de meeste bewoners van Centraal of tropies Afrika.

Stuk voor stuk erg van elkaar verschillende kulturen, maar grotendeels eenzelfde wereldbeeld delend, die door de antropologen nogal eens neerbuigend de “pré-rationele” of “mythiese”fase wordt genoemd, en die chronologies de komst van de “grote godsdiensten” vooraf gaat.

In onze contreien ging dit wereldbeeld “ondergronds”, om tijdens de Middeleeuwen -wanneer het Christianisme voor de tweede maal uiteenviel in verschillende bewegingen die elkaar begonnen te bekampen- terug de kop op te steken met de alchemisten die de draad opnamen waar de druïden hem hadden gelaten; en met de heksen die de traditie van de sjamanen voort zetten. Wanneer door de Inquisitie “de eenheid binnen de Kerk wordt hersteld”, wordt deze beweging samen met andersgelovigen als ketterij zwaar neergeslagen. De Kerk ziet namelijk het gevaar in, van een visie die een spiritualiteit claimt op totaal àndere gronden dan het Christelijk geloof, en dus haar monopolie “aanvalt”.

Met de opkomst van de wetenschap en het humanisme in de 18-e eeuw, vinden de voortzetters van deze oude filosofie, en de vertegenwoordigers van de “nieuwe” denkwijze (die eigenlijk ook de voortzetting is van het Grieks-Romeins classicisme) aanvankelijk elkaar, en vormen ze een gemeenschappelijk front tegenover het machtsblok van de Kerk. Maar deze coalitie is slechts van korte duur, want de bondgenoten gaan weldra elk hun eigen weg, wég van elkaar. Astrologie en astronomie worden bijvoorbeeld afzonderlijke wetenschappen, en zullen zich in 200 jaar steeds verder vàn elkaar weg ontwikkelen.

De razendsnelle ontwikkeling van de rationele wetenschap met de daarbij horende technologie, luidt het begin in van de “Moderne Tijden”, en bespoedigt het verval van de grote godsdiensten. Maar door het gradueel verdwijnen van deze godsdiensten ontstaat er een spiritueel vacuüm en een gebrek aan zingeving, waardoor de voorwaarden worden geschapen voor een come-back van de esoteriese filosofie.

Dat is de New Age, die allesbehalve “nieuw” is, omdat ze de voortzetting is van een 8000 jaar oud erfstuk.

Wat hierbij wél nieuw is, is de vorm die aangepast wordt aan de nieuwe inzichten en kennis, die de mensheid in de laatste 200 jaar heeft verzameld over het wezen van de psyche en de geestelijkere niveau's van de realiteit. En wat ook nieuw is, is het feit dat men door de globalisering en de wereldwijde kommunikatie kan putten uit verschillende tradities, waartussen een “kruisbestuiving” kan ontstaan. Bijvoorbeeld: de chakra's, afkomstig uit de Indiese esoteriese traditie, werden binnen de Westerse esoterie geïntroduceerd via de yoga, verder uitgewerkt door de Theosofie (met oa Blavatsky en Leadbeater) , en groeide uit tot een eigen discipline en therapie: de chakra-reading en -healing.