Wat Uitleg

Het is mij opgevallen, hoe moeilijk het is om nog foto's van oude, autentieke hoogstam-boomgaarden te vinden. Het lijken wel relikwieën van vervlogen tij-den:ze dateren uit de tijd toen klooster- en kasteelmuren stukjes bucolies verle-den voor de hamer van de sloop en de "vooruitgang" behoedden, en toen de boe-renstiel nog kleinschalig was en elk zichzelf respekterend boerenerf ook nog een boomgaard bezat.

Zelf heb ik nog zeer leuke en aangename herinneringen aan mijn zondagse be-zoeken aan de villa van mijn grootvader in Desteldonk: achter het huis bevond zich een boerderij van een koppel oude boeren die voor het landgoed, een serre, een groenten-en bloementuin en een boomgaard instonden. Als stadskind heb ik daar heerlijke momenten beleefd, ondergedompeld in de zwoele sfeer die de knoestige fruitbomen daar als een microwereldje deden heersen. Mijn vader was meer geïnteresseerd in de emmers pruimen, peren en appels, waarvan mijn moeder dan konfituur mocht maken.

Nu de kasteelheren zijn verdwenen, de kerken leeg lopen en worden verkocht, en de keuterboeren een uitstervend ras zijn geworden, nog juist goed genoeg om "Don't worry, be happy" te bevolken, en elk resterend stukje braakland wordt ge-bruikt om vol te bouwen, hoeft het niet te verwonderen dat ook deze archetypie-se boomgaarden zijn verdwenen.

De beste appels die ik ooit gegeten heb, waren die onbekende, oude soort uit een verlaten tuin van een hoeve in de Cevennes. Fruit plukken is hierbij antieker en autentieser dan men kan vermoeden: het gaat terug tot de dageraad van de ge-schiedenis van de homo sapiens, toen hij nog een plukker-jager was. De "primi-tieve mens" jaagde op wild en zocht naar eetbare planten, wortels, zaden en vruchten in de wijde omgeving waar hij leefde. Zo kwam hij aan een samenge-steld en harmonies dieëet als alleseter.

Toen hij de overgang van een nomadies bestaan naar een sedentair bestaan maakte, en zich ergens vestigde, bestond de noodzaak om zowel vee bij zich te houden, als om planten in een tuin te kweken. Daar was een akker voor graan-soorten bij, een moestuin voor groenten, en een boomgaard voor vruchten. Wie een tuin had, kweekte tot de helft van de 20ste eeuw zijn eigen groenten en kleinfruit; de obsessie van een gazon en een tuin om te welnessen is pas vrij laat ontstaan.

Wie een tuin had, klaagde ook niet dat hij "erin moest werken" (sic). Omdat ook de obsessie van de "vrije tijd" niet bestond, en men het een voorrecht vond om zijn eigen, kwalitatief voedsel te kweken, en buiten werkzaam te kunnen zijn. Het verlangen naar een "onderhoudsvriendelijke tuin" zou men toen totaal ab-surd gevonden hebben.

Deze tendens resulteert in kinderen die fruit alleen kennen van in de supermark-ten, en in uitstapjes naar Hasengouw of de Kempen om naar bloeiende boom-gaarden te gaan kijken als een toeristiese attraktie. Bloeiende fruitbomen in EIGEN tuin planten is een optie die vanuit een nostalgies verlangen weliswaar nogal eens geopperd wordt, maar in de praktijk meestal uitgevoerd wordt met een dwergvom die niet teveel ruimte inneemt en niet "teveel rommel maakt". Dat de bijen en andere insekten uit de omgeving dan moeten op zoek gaan naar verre bloesems, is zelden een bekommernis. Nochtans: zonder bijen en hommels GEEN vruchten.