Hazel-noot & -aar (Corylus avella)
De Hazelaar is inheems in Europa, West-Azië, Noord-Afrika, en Noord-Amerika. En dit vanaf "het begin der tijden": zo zijn er talrijke bladafdrukken gevonden in gesteenten uit het Tertiair (60 tot 3 miljoen jaar geleden) en de prehistoriese mens at er al noten van, getuige de resten ervan die men heeft teruggevon-den in graven van het Steentijdperk (2,5 miljoen tot 10 000 jaar geleden). Sindsdien werd hij in kultuur gebracht, en hij was dan ook één der heilige bomen van onze voorouders de Kelten (van 1000 jaar voor onze jaartelling tot het jaar 0 met de Romeinse invasie en overheersing). Al die tijd heeft de Hazelaar zich kunnen aanpassen aan de ge-matigde klimaatsgordel: hij kan goed tegen de koude en de vorst in de winter (tot -35°C); hij stelt niet veel eisen aan de bo-dem en aan zijn standplaats, want zijn wortels zijn in staat tot diep in de aarde naar water te zoeken. Hij verdraagt best wat schaduw, wat van de bosrand zijn voorkeursplek maakt, waar hij beschut is tegen de hitte van de zomer. Zijn vroege bloei-tijd geeft hem een voorsprong op andere bomen en heesters: afhankelijk van het weer kan hij al sporadies in december bloe-ien, maar algemeen begint de bloei in januari. Als winterbloeier kan hij zijn bloei trouwens onderbreken bij een koudegolf, om hem te hernemen wanneer het weer warmer wordt. De opval-lende, goudgele katjes zijn daarom een soort barometers voor het weer: men kan eraan zien welke temperatuur er heerst. Deze katjes zijn de mannelijke bloemen. De vrouwelijke bloe-men zijn beduidend kleiner en zijn een soort knopjes die op de takken zitten, waaruit knolrode "slipjes" (=de stijlen) steken. In de winter zijn er nog geen insekten, dus de bevruchting gebeurt door de wind. Omdat de Hazelaar niet zelfbestuivend is, moeten het stuifmeel van katjes van een andere struik komen (=kruisbestuiving), ook al zitten er op één boom zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen (=eenhuizig). Eén enkel katje kan tot 2 miljoen pollen produceren, wat laat zien hoe vruchtbaar hazelaars kunnen zijn. Dit resulteert niet steeds in een massa hazelnootjes, omdat de hoeveelheid daarvan afhangt van de afwezigheid van nacht-vorst in het voorjaar en van koele, natte zomers. Maar het ver-klaart wel waarom de hazelnoten symbool stonden voor vrucht-baarheid; in Duitsland werden vroeger hazelnoten uitgedeeld op bruiloften als belofte voor een kinderzegen. Wat wel vaststaat, is dat hazelnoten een soort supervoedsel zijn: ze bevatten vitamine E, calcium, fosfor, vitamines uit de B-groep en veel antioxydanten. Ze hebben een hoog gehalte aan onverzadigde vetzuren, en zijn arm aan koolhydraten. In vroe-gere tijden ideaal voedsel om als jager-plukker een portie van mee te hebben voor onderweg: gedroogd kunnen de noten goed bewaren. In moderne tijden is de rijke, zoete smaak van hazel-noten ideaal om te verwerken in taart, gebak en chocoladepro-dukten (oa de gekende Nutella-pasta). De wetenschappelijke naam Corylus is afgeleid van het Griekse korus=helm: de noot in zijn schutblad heeft inderdaad weg van een hoofd in een helm. Eekhoorns zijn verlekkerd op de noten, en slaan ze op voor de winter. De Vlaamse gaat en de grote bon-te specht hebben een speciale techniek om de harde pel open te kunnen breken: ze klemmen de noot vast tussen schorsspleten van een boom. De Hazelaar biedt ook voedsel aan voor heel wat insekten: de zachte, licht aromaties ruikende bladeren zijn reeds vroeg in het voorjaar voorradig, en vertonen daardoor nogal eens sporen van vraat. Een boom die reeds zo lang bekend is bij de mens, zal dan ook een hele bibliotheek met legendes, sagen, sprookjes en aller-hande volksgebruiken kennen, die zowel variëren volgens de streek, als in hun talrijke toepassingen. Die één voor één begin-nen op te sommen, is niet alleen weinig relevant, maar ook wei-nig verhelderend, omdat daar ook veel vormen van bijgeloof en verkeerde toekenningen tussen zitten. Wat de kern van het ha-zelaars-verhaal is, dat het een ijzersterke boom is. Hij is een pionier, die zeer snel groeit, en daarbij de struikvorm prefe-reert: verschillende takken die tot een scherm uitgroeien dat even breed als hoog is, nl een 6-tal meters. Wordt hij gekapt of geknot, dan groeit hij onmiddellijk weer uit. Hij lijkt daardoor wel onverwoestbaar, en alsof dat niet voldoende is plant hij zich geweldig voort met zijn massa's noten en het vormen van uitlopers. Hierdoor ontstaat al snel hazelaarsbosjes die dank zij de vitaliteit van de Hazelaar een bijzondere uitstraling heb-ben. Dat zulke bosjes door onze voorouders als heilige plaatsen werden beschouwd, is daarom niet meer dan begrijpelijk: de Hazelaar is sterk yang geladen, en werd van oudsher als blik-semafleider, voor het maken van wichelroeden en voor het trek-ken van (magiese) beschermcirkels gebruikt. Zijn buigzame en tegelijk sterke takken werden/worden gebruikt voor allerhande vlechtwerk, als rijshout in de tuin, om er pijlen en lansschach-ten mee te maken, als pelgrimsstaffen voor bedevaarten. Koei-en liggen graag onder hazelaars omdat ze daar niet alleen scha-duw kunnen vinden, maar ook minder last van vliegen hebben. De Hazelaar heeft een energie die verlevendigt en sterker maakt. Medicinaal wordt hij gebruikt voor zijn opwekkende krachten: de katjes voor hun bloedzuiverende en zweetdrijven-de werking tegen griep, influenza en aandoeningen van de luchtwegen; de noten tegen bloedarmoede en verlaagde bloed-druk. Volgens Hildegarde van Bingen waren de katjes op basis van de signatuurleer ook bruikbaar tegen impotentie. Mellie Uyldert beschrijft het wichelroedelopen liederlijk als "een ana-logie van het mannelijk geslachtsorgaan dat aanslaat op een bijpassend vrouwelijk trillingspatroon". Klinieser geformu-leerd: yang dat aanslaat op yin (wateraders). De Hazelaar draagt samengevat de Ram-Mars ofte martiale energie. Een laatste illustratie daarvan is dat hazelaarsbladeren in de kom-postmassa de kompostering doen versnellen. Een hazelaar aan de komposthoop zetten is dus een goed idee. |