Pijnboompit-Parasolden

Geen paniek, maar we gaan ons eerst door een labyrint moeten werken: het labyrint der verkeerde namen. Net zoals niet elke naaldboom een den is (maar ook een spar of een ceder of ..... kan zijn), is niet elke telg van het subgeslacht Pinus een Pijn-boom. Men kan die twee termen met elkaar verwarren en door elkaar gebruiken, maar de Grove Den (Pinus sylvestris) bvb is een den, en geen pijnboom. De zaden van die soort den, zijn immers niet groot genoeg om door een mens te worden gege-ten. Eekhoorns en vogels vinden dat het peuterwerk ertoe de moeite loont, maar een mens niet. Er zijn slechts 3 soorten den-nen waarvan deze zaden groot genoeg zijn om ook door de mens als "nootjes" te kunnen worden gegeten. In elk kontinent is er één. In Noord- en Midden Amerika is er de Pitchpine: de pitten van de Pinus rigida, ook nog pekden of harsden, of Nicaruagua den genoemd; en van de Pinus edulis of Colorado den genoemd. In het Westen is er de Parasolden, de Pinus pi-nea die in het Middellandse zeeklimaat groeit. En in het Oosten stond de Pijnboom sedert oudsher symbool als harshoudende, altijd groene boom voor de onvergankelijkheid, en hij werd daarom rondom Chinese graven geplant: de Pinus chinensis, de Chinese pijnboom en Pinus koraiensis, de Koreaanse den, om de verwarring kompleet te maken.

Verwarring is de normale staat van zijn van Tweelingen; het zal u dan ook niet verwonderen dat die pijnboompitten de Tweelingen-energie in zich dragen. Dus vandaar deze schijn-bare nonchalance van de Pijnboom. Hij neemt alles als vanzelf-sprekend aan, en neemt "alles voor lief". Hij kan zich zelfs in de meest onvruchtbare grond verankeren, en op bijna kale rotsen overleven.

Vandaar dat zijn "bladerdek", of beter naaldendek, eerder schraal , onregelmatig en nogal open is. Voor een boom die graag op open en bloot gesteld aan de vlakke zon staat, is het belangrijk dat hij aangepast is aan droogte en warmte. Dat doet hij door zijn verdamping te beperken met zijn harde, fijne naal-den; en dat doet hij door zijn aantal naalden te beperken tot het minimum. Vandaar de soms typiese parasolvorm van de kroon: dat is dan de meest efficiënte kruin. Soms wordt dit voor -gesteld alsof de Pijnboom een zonneklopper zou zijn, maar dit klopt slechts gedeeltelijk: hij heeft de zon voor zijn fotosynthese nodig, maar net zoals zonnebaders zich insmeren met zonne-crème en zich tegen te grote hitte beschermen met een parasol, beschermt de Pijnboom zich daarmee tegen een teveel aan zon-licht en hitte. Het is dus dubbel, zoals dit voor een Tweelingen -boom betaamt. Zijn naalden glimmen, en reflecteren daardoor voor een gedeelte het zonlicht terug, waardoor hij letterlijk en figuurlijk staat te glimsteren. Dit vermogen stelt hem in staat niet alleen in warmere en Zuiderlijke streken te groeien, maar ook op hoge en afgelegen plaatsen zoals in Colorado en Arizona tot 3000m hoogte. En iedereen heeft wel al eens een Chinees schilderij gezien, waarop zo'n knoestige Pijnboom groeit op een onmogelijke plaats op een bergtop: to boldly go where no tree has gone before. De pijnboom is een avonturier, een globetrot-ter. Tweelingen trekt er graag op uit, en is tuk op verkenning.

Voor de rest ziet de Pijnboom er ook uit als de den die hij is: een fotogenieke oranje tot roodbruine, geschubde schors; vrou-welijke en mannelijke bloeikegels die samen op de takken van één en dezelfde boom staan (=eenhuizig). Veruit het meest spec -taculaire en interessante zijn de grote vruchtkegels die hun schat meedragen. Daar zullen kinderen, dieren en mensen het over eens zijn.

Pijnboompitten werden sedert oudsher als voedsel genuttigd door de Native American (en worden trementina genoemd); men heeft in acheologiese opgravingen daarvan bewijzen gevon -den die tot 12000 jaar teruggaan door de vondst van onder-grondse bewaarpotten. Ook in de Mediterane keuken zijn de pitten een vast bestanddeel in salades, snacks en geroosterd in gerechten, maar zijn daarbuiten veruit het meest bekend als het basisingrediënt van pesto.

In die pitten heeft onderzoek de aanwezigheid van een hoog gehalte aan cholecystokinine (CCK) aangetoond: een hormoon dat de eetlust onderdrukt. Het kauwen op pijnboompitten over de dag heen, was dus destijds een manier om de dag door te ko-men wanneer men honger had en er weinig voedsel was. De stof beïnvloedt op gunstige wijze ook de cholesterol door het LDL-gehalte (de slechte cholesterol) te doen dalen en de opname er-van door de lever te stimuleren. Het is dus één van de "gehei-men" van de gezondheid van de Mediterane keuken.

De Pijnboom is ook medicinaal interessant. Thee van de jonge naalden of etheriese olie getrokken uit de naalden, is zoals dat bij alle denne-soorten het geval is, dienstig bij aandoeningen van de luchtwegen -het Tweelingen-orgaan. Het wordt aldus gebruikt bij hoesten, verkoudheid, verslijming, bronchitis en sinusitis; het trekt de sinussen "open". Maar de Chinezen heb-ben nog iets anders gevonden: een zwam die ondergronds in associatie leeft met de wortels van de Pijnboom. Het oogsten van deze massa staat bekend als Poria cocos en is in de Tradi-tionele Chinese Kruidengeneeskunde een belangrijk middel voor de behandeling van hartritmestoornissen, slapeloosheid, oedeem door gebrekkige nierwerking, en een verslapping van het spijsverteringsstelsel met verminderde eetlust, buikkram-pen, gasvorming, een opgeblazen gevoel en verstoorde stoel-gang tot gevolg.

We kunnen eindigen met de bemerking dat de Pijnboom meer letterlijk en figuurlijk meer pit in het leven brengt. Wanneer men uitgekeken is op de dingen en het leven, heeft men nood aan zijn energie, die een nieuwe teug levensvreugde en -interes-se geeft. Een joie de vivre, dat terug doet openstaan om nieu-we dingen uit te proberen of te ontdekken. Het zal dan ook geen toeval zijn dat we de Pijnboom tijdens onze vakantietrips zul-len ontmoeten, wanneer we juist op zoek zijn naar die ervaring.