Dier 9
Totemdier: de Boskat
Geplaatst op 10 januari 2009
De moeilijkste dieren om te vatten, zijn vaak die-genen die het meest nabij leven. Iedereen ként de kat, en dus ook zijn wilde broer, de boskat; maar vraag om het wezen van de kat te omschrijven, en men zal met zijn mond vol tanden staan. Verder dan een "ze zijn zo lief mijnheer" zal men vaak niet gera-ken. En ook dat is niet eens waar : katten kunnen weliswaar lief zijn, als ze daartoe zin hebben, maar het grootste deel van de tijd zijn ze "met hun eigen ding bezig". Zelfs als huisdier zijn ze onafhankelijk, vóór ze lief zijn; en dat geldt zeker voor de boskat. Ze zijn veel onafhankelijker dan een hond ooit kan zijn, omdat ze niet gebonden zijn door allerhande roedel-codes : katten zijn solisten. Ze doen hun EIGEN ZIN, wat hen niet altijd in dank wordt genomen. De kwalijke reputatie die de kat daaraan in sommige tijdsperiodes heeft overgehouden, kan men als de "wraak" van de goedgemeente beschouwen voor die "ongrijpbaarheid" van de kat. De kat volgt ook haar eigen "logika" die anders is dan die van de hond en de mens. "Ik krijg er kop noch staart aan" zijn dan typiese uitlatingen van mensen die deze logika niet volgen en begrijpen. Is de kat dan een raadsel, zoals in de boekjes staat? De kat als sym-bool voor het mysterieuze? Of negatief : de kat als onbetrouwbare vlegel die heel de tijd kattekwaad(!) uitspookt als men zijn rug keert? Komaan zeg, de kat blijft in de eerste plaats een grote miskende : hij heeft de mensheid ontelbare diensten bewezen door het "knaagdierenbestand" binnen de perken te houden. Hij heeft dus hongersnoden mee helpen voorkomen, en, al kan dat niet echt bewezen worden, een essen-tiële rol gespeeld in het tot staan brengen van de verschrikkelijke pest-epidemie als vijand van de rat. Een deel van de mythe is natuurlijk het gevolg van het feit dat de kat een nachtdier is : de creaturen van de nacht, worden nogal eens voor de schepselen van de duivel versleten. Gewoon dom bijgeloof voor iets waarop men geen kontrole kan uitoefenen. 's Nachts wordt alles immers "onzichtbaar", en dus ongrijpbaar. En dan is de kat precies in zijn element : hij kan zien wat wij niet zien, omdat hij zoveel beter in het donker kan zien. KIJKEN is dus de voornaam-ste essentie van het kat-wezen; is er niet een signi-fikant gezegde dat luidt : de kat uit de boom kijken? Ook de kat-mens is in eerste instantie een ZIENER, geen "doener". Hij "ziet" dingen die anderen niet zien, niet zozeer omdat hij visioenen zou hebben, maar omdat hij de taal van de beelden en van de INTUITIE goed begrijpt. Hij kan een artiest zijn die beelden schept, of een filosoof die beelden "vertaalt". Hij zit op zijn uitkijk, en slaat als een toeschouwer het leven gade. Daarna trekt hij zich terug op zijn plek, en werkt dat uit als een beeld. Het beeldend vermogen valt onder de MAAN; katten kunnen ge-biologeerd naar een Volle Maan staren, en het is geen toeval dat hun drachttijd een dubbele maancyclus , nl 56 dagen, duurt. |