De Douglasspar (Pseudotsuga menziesii)
De Douglasspar is - dat is blijkbaar schering en inslag bij de meeste naaldbomen - onderhevig aan een naamsverwarring. De Douglas-spar is namelijk .... geen spar. Dat komt ervan, als men de algemene naam voor naaldbomen "fir", verwart met een naaldboomsoort. Dat wijst erop, dat de Douglas-naaldboom af-komstig is van "Engelstalig gebied" meer bepaald van het Wes-ten van Noord-Amerika, alwaar hij in de ganse Rocky Moun-tains een algemene verschijning is. De algemene naam eert David Douglas, de Schotse botanicus die als eerste de boom introduceerde bij kwekers in 1826. Dou-glas is bekend om zijn introducties van veel Noord-Amerikaan-se coniferen in Europa. De Latijnse speciesaanduiding "menzie-sii" is een eerbetoon aan Archibald Menzies, een Schotse we-tenschapper en natuuronderzoeker welke als eerste de boom ontdekte op het Vancouvereiland in 1791. Het zijn dus ook En-gelstaligen die de boom verder hebben ingeburgerd in Europa, en in die mate dat hij nu eigenlijk al tot de "inheemse" flora wordt gerekend; terwijl die eer de ordinaire spar die nochtans veel couranter wordt aangeplant, niet beschoren is. Begrijpe wie het kan begrijpen. Nu, die Douglas-boom is wel een buitenbeentje: de indeling van de naaldbomen, die in wezen een heel oude en primitief boomgeslacht is, heeft wel voor meer problemen gezorgd, maar met de Douglas wist men eigenlijk niet goed wat aangevangen, klasseersgewijs. Hij vertoont meer associaties met de den, maar zijn platte naalden hebben meer weg van een kruising tussen een spar en een taxus. En zijn kegels dan weer, lijken wel op een kruising van de spar met de den. De sequoia's staan dan wel bekend als de grootste en hoogste bomen, maar op dat vlak doet de Douglas hen na: in Amerika bereikt de boom een hoogte van maar liefst 100 m (de hoogste douglasspar is de zogenaamde 'Brummit fir' in Oregon met een hoogte van 100,3 m). Ze bereiken daarbij een indrukwekkende omvang en hoge ouderdom: er zijn bomen bekend die 1300 jaar oud zijn. In Europa wordt de Douglas "maar" iets meer dan 50 meter. Al bij al lijkt deze naaldboom nog het best op de Tsuga of Hem-lockspar, vandaar dan zijn soortnaam Pseudo-tsuga. Door al die gelijkenissen met andere, en beter bekende coniferen in die tijd, plaatste de Douglas de botanici in de 19e eeuw voor proble-men: hij werd achtereenvolgens geclassificeerd bij de Pinus, Pi-cea, Abies, Tsuga en Sequoia, om uiteindelijk -op basis van zijn bijzondere kegels- te worden onder gebracht in een afzonderlijk geslacht Pseudotsuga door de Franse botanicus Carrière in 1867. Tot daar dit stukje "geschiedenis" met de mens, wiens interesse in de boom -en dat zal niet verwonderen- vooral op meer prag-matiesere gronden berustte: de boom wordt veel gebruikt in de bosbouw, en aangeplant voor timmerhout in onder meer in Eu-ropa, Nieuw-Zeeland en Zuid-Amerika. Voor een "primitieve" boom is het een wereldburger die zich overal thuis voelt. Hij is een excentriekeling onder de naaldbomen die kenmerken van alle andere coniferen draagt, en daardoor moeilijk een eti-ket opgeplakt kan krijgen. Hierin kan men zijn Waterman-wezen herkennen: de Douglas is geen ééndimensionele, maar integendeel een veelzijdige boom. In die veelzijdigheid is hij tegelijk moeilijk herkenbaar in zijn eigenheid (wat maakt de Douglas specifiek?), tegelijk een buitenbeentje (want de Douglas IS een bijzondere, ietwat "bi-zarre" kombinatie). Zoals dat het geval is met de Waterman-mens, kan men moeilijk hoogte (!!) van hem krijgen: hij blijft ietwat ongrijpbaar in zijn wezen, en laat zich niet gemakkelijk "kennen". Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat op geneeskundig vlak, deze boom een grote onbekende is: er zijn nagenoeg geen geneeskundige toepassingen of geneeskrachtige eigenschappen van de Douglas bekend. Recent onderzoek van de etheriese olie van Douglastwijgen, bracht alvast een remmende werking op schimmels, virussen en tumorengroei aan het licht. Voor wie daarvan het fijne wil weten: klik hier . Verder onderzoek van deze nobele onbekende zal noodzakelijk zijn. Tot slot nog dit leuk verhaal over de Douglas.Eens, heel lang ge-leden, heerste er een enorme brand in het grote bos. Alle dieren raakten in paniek en probeerden te vluchten. Wie maar kon, rende weg. Weg van het vuur en de enorme hitte. Ook de bos-muisjes probeerden te vluchten, maar dit lukte niet al te best. Met hun kleine pootjes konden ze zich niet vlug genoeg uit de voeten maken en het vuur kwam steeds dichterbij. De bosmuis-jes zagen het gevaar en riepen luidkeels om hulp:'Help, help, wie kan ons helpen?' Plotseling klonk daar de rustige stem van mevrouw Douglas: 'Kom maar bij mij! Dan kunnen jullie hoog in mijn toppen, in de kegels schuilen totdat het vuur voorbij is!' En zo gebeurde het. De muisjes klommen hoog de boom in en verschuilden zich in de kegels van de douglasspar. De bosmui-zen ontsnapten aan het vuur en toen de brand voorbij was, ver-lieten ze de kegels en klommen weer naar beneden. Alleen hun staartjes bleven achter. Zo komt het dat men nu nog altijd "muizen-staartjes" uit de kegels ziet steken. |