White Cedar-Levensboom
(Thuja occidentalis)
De benaming Westerse Levensboom is misleidend, omdat de twee belangrijkste Thuja-soorten, zowel de Thuja plicata als de Thuja occidentalis (occidentalis=Westelijk!), uit Noord-Ameri-ka afkomstig zijn, en dus "uit het Westen" komen. Maar de Red Cedar zoals hij daar genoemd wordt, komt wel degelijk uit Wes-telijk Noord-Amerika, terwijl de White cedar echter op de Oost-kust groeit. Vandaar dat de benamingen Western Red Cedar en Eastern White Cedar toepasselijker zijn tov hun gebied van herkomst, dan bekeken en beschreven vanuit het Europees standpunt. In Amerika maakt men ook het onderscheid tussen beide, door te verwijzen aan welke kust-oceaan ze groeien: de Pacific Thuja en de Atlantic Thuja. De altijd groene Thuja behoort tot de Cypres-achtigen en wordt ook wel Witte Ceder, Moerasceder of Levensboom genoemd, om de naamsverwarring kompleet te maken. De geslachtsnaam Thuja is afgeleid van het Griekse woord dat 'beroken' betekent of 'thuo' dat voor 'offeren' staat. Andere Thujasoorten werden dan ook gebruikt bij offerrituelen omdat het hout een aangena-me geur heeft als het wordt verbrand (zoals het kruid thijm). De boom groeit zeer langzaam, heeft een piramidale vorm, en kan tot maximaal 20 meter hoog worden. In tegenstelling tot zijn broertje de Red Cedar die een reus kan worden, blijft de White Cedar dus eerder klein. Om deze redenen wordt hij hier voornamelijk als tuinconifeer gebruikt; meer bepaald als haagplant om tuinen mee af te zomen. Omdat hij steeds blade-ren (= naalden) blijft behouden en dus steeds "groen" blijft, maakt hem dat zeer geschikt als haagplant. Maar als men hem laat doorgroeien, kan hij dus een serieuze kanjer worden die de leeftijd van zo'n 800 jaar kan bereiken. De stam is vaak in twee of zelfs drie stammen onderverdeeld, en door het hoge gehalte aan etherische olie is de boom zeer gevoelig voor vuur. De naam Levensboom dankt de boom aan de Franse ontdekkingsreiziger Cartier in de 16eeuw, die van de indianen leerde om de plant te gebruiken tegen scheurbuik. Voor een zeevaarder een essentiële eigenschap: het tegenhou-den van deze voor zeelui gevaarlijke ziekte kon immers hun le-ven redden. Uit de verse bladeren, twijgen en schors wordt een etherische olie gewonnen die medicinaal en in parfums wordt toegepast. De boom moet hiervoor minstens 15 jaar oud zijn, de olie wordt door stoomdistillatie gewonnen en heeft een bittere, balsem-achtige geur. De olie is zeer effectief bij de behandeling van wratten en wordt daarom vaak als basis voor wrattenoliën ge-bruikt; maar kan echter huidirritaties veroorzaken, daarom spaarzaam toepassen. Thuja heeft ook een sterk stimulerend karakter, wat zich vooral uit als de olie wordt verdampt. De olie wordt verder door de farmaceutische industrie ook gebruikt in desinfecterende sprays. Helpt ook bij incontinentie door slappe spieren (van de baarmoeder en van de urinewegen) en bij een goedaardig vergrote prostaat. Vooral uitwendig dus, want Thuja-olie is weliswaar bacteriedodend, schimmel- en zwam-dodend, maar is ook (oraal ingenomen) giftig. Dat is dan ook de reden waarom grondstoffen voor medicijnen tegen kanker uit de bladeren worden gewonnen. Samengevat: de white thuja is een overlever die zich met hand en tand -of beter: met tak en blad- verzet tegen elke aanslag of aanval op hem. Het survival-gehalte, is een typiese eigenschap van het Teken Ram. Al wie ooit een uit de kluiten gewassen levensboom heeft moeten kortwieken, weet dat dit een erg lastige karwei is: het is een erg taaie boom, die zich kranig verweert tegen elk mogelij-ke ingreep. Zijn hout is hard, en erg "droog". Omdat het zeer vocht-bestendig is, wordt het precies daarom veel gebruikt in de scheepsbouw; maar ook blokhutten, kozijnen, deurposten e.d. worden ervan gemaakt. Een thuja-mens is dus naar analogie iemand die zeker niet op zijn kop laat zitten. Hij bezit genoeg assertiviteit en weerbaar-heid om van zich af te bijten: wie een thuja-haag verwijderd doet dit tot zijn scha en schande. Hij zal er nl krassen, schram-men en irritaties op zijn huid aan overhouden: een thuja laat zich niet doen. En heb je je al afgevraagd WAAROM de levens-boom zo weinig insektenvraat kent? Juist: omdat hij ze met zijn toxiciteit van zich afhoudt! Homeopaties wordt thuja -komplementair!- gebruikt bij erg on-zekere, breekbare en twijfelende types. Zich bewust van deze kwetsbaarheid, proberen zij dit gebrek aan vitaliteit te verber-gen achter een facade: wetten, regels, rollen en normen. Op fy-siek niveau laat dit zich zien in ongecontroleerde groei, zoals wratten en hevig zweten enerzijds, en fixatie, zoals stijfheid van gewrichten en breekbare nagels anderzijds. Zulke mensen heb-ben een hekel om aangeraakt te worden! Het zijn fysies kouwe-lijke mensen, die vochtig koud weer niet verdragen en daarop reageren met verkoudheid, hoest of reumatische gewrichts-klachten. Samengevat: thuja is een krachtige boom met veel levens-kracht. Thuja geeft kracht: ga onder een thuja zitten wanneer je je futloos, weerloos en verward voelt. Thuja laadt kracht op. Het beroken of smudgen is een oud sjamanistisch ritueel dat hierop berust. Het dient om jezelf, een voorwerp of een plek te reinigen en met kracht op te laden. Omdat de white thuja zo taai is en zo lang leeft, wordt hij veel gebruikt voor klimaatonderzoek. Hij heeft maar één zwakke plek, eigen aan zijn Vuur-aard (Ram is een Vuur-Teken): hij brandt goed. Zijn achillespees: boosheid, woede. |